Afkomstig uit een rijke en bevoorrechte omgeving, was ik voor het eerst getuige van ongelijkheid als 17-jarige, toen ik de townships van Kaapstad in Zuid-Afrika bezocht. Deze ervaring wekte iets in mij op dat me ertoe aanzette de komende jaren soortgelijke plaatsen te bezoeken. Het waren niet zozeer de extreme armoede en onmenselijke omstandigheden die me hadden geraakt. Het was eerder de warmte, gastvrijheid en kracht van de mensen die in die omstandigheden leefden die mij ontroerden. Ik kon gewoon niet geloven hoe zulke aardige mensen konden leven in zulke onmenselijke omstandigheden.
In de jaren daarna bezocht en werkte ik in plaatsen zoals de vluchtelingenkampen op Lesbos, door armoede geteisterde dorpen in Laos en sloppenwijken in Colombia. Elke keer bracht één ding me in de war. Het beeld dat ik had voordat ik deze plaatsen bezocht was compleet anders dan wat ik zag toen ik daar aankwam. Dat beeld gaf me de verwachting gewelddadige mensen, gevaarlijke situaties en een vijandige ontvangst tegen te komen. Wat ik meemaakte was precies het tegenovergestelde. Hoe erger de omstandigheden waren, hoe vriendelijker, hartelijker en gastvrijer de mensen waren. Op dat moment realiseerde ik me dat het beeld dat ik had van die plaatsen voordat ik er naartoe ging, niet echt de mensen omvatte die erin leven. Ik kreeg te horen over de misdaden, de drugs en de wreedheden. Die verhalen creëerden angst. En die angst legitimeert in zekere zin die wreedheden. We vinden het allemaal prima dat terroristen in kampen worden opgesloten. Maar als we daadwerkelijk gaan kijken, zien we dat de vluchtelingen in die kampen geen terroristen zijn. Het zijn mensen. Net als jij en ik. Als we dat kunnen zien, eindigt de angst en begint het begrip. Compassie. Empathie. Het moment dat we iemand ontmoeten, het moment dat we beginnen te luisteren, is het moment dat we beginnen te begrijpen. Hoewel we ons niet kunnen voorstellen hoe het is om in dezelfde omstandigheden te leven als mensen die duizenden kilometers verderop in armoede leven, kunnen we wel begrijpen we dat we allemaal hetzelfde zijn.
Ik ben een bevoorrechte blanke man uit Nederland. Maar ik ben niet anders dan die mensen. Ik zou niet eens bestaan als het niet voor iedereen op deze wereld was. We zijn allemaal verbonden door het voedsel dat we eten, de kleding die we dragen en de lucht die we inademen, en daarom is het leed van één het leed van allen en het leed van allen het leed van één. Daarom wil met Upeksha het leed in de wereld aanpakken, door niet alleen de mensen te helpen die lijden, maar juist ook in de mensen die niet lijden, compassie op te wekken, zodat ze samen met ons de strijd aangaan voor een wereld zonder leed.